Mary Stottelaar
Mary Stottelaar is redacteur van PuurGezond, diëtist, tekstschrijver en kookgek

Ik haalde laatst mijn laatste fles zelfgemaakte vlierbloesemsiroop uit de kelderkast. Het was zo’n prachtige beugelfles van 1 liter, bewaard voor speciale gelegenheden. En omdat de vlier in mijn tuin bijna op bloeien stond, vond ik dat de tijd aangebroken was dit laatste restje van vorige zomer op te maken.

Maar op het moment dat ik de fles oppakte, maakte zich een grote kwalachtige substantie los van de bodem en plopte naar boven. In de fles had zich een enorme schimmel ontwikkeld. Mooi om te zien, maar blij was ik allerminst. Ik moest die hele fles met liefde bereide siroop door de afvoer gooien. Voor de zekerheid controleerde ik mijn bessenjam en de rabarber-aardbeienjam van vorig jaar: ik kon wel janken. Elke deksel die ik van een pot draaide gaf mij het zicht op een welig tierende schimmelcultuur.

Eigenlijk is het mijn eigen schuld. Of nog beter: de schuld van de anti-suikermaffia. Want ik weet donders goed dat het voor de houdbaarheid van jam, sap en siroop noodzakelijk is om gewoon veel suiker te gebruiken. Door die hoge suikerconcentratie kunnen schimmels zich niet ontwikkelen. Zo is het proces van inmaken ook ooit bedacht. Maar vanwege al die negatieve aandacht rond suiker dacht ik dat het best kon, inmaken met minder suiker. Als ik maar met superschone flessen werkte. Nee dus!

Natuurlijk zijn er mogelijkheden om minder suiker te gebruiken in jam, sap en siroop. Maar als je het een heel jaar wilt bewaren, dan moet je gaan invriezen of met conserveringsmiddelen werken. Dat laatste doet de industrie al, dat wil ik niet. Ik wil pure sappen en pure jam. Dit jaar ga ik mijn oogst anders verwerken. Een deel vries ik in, als suikervrije moes. Van de rest maak ik sappen, siroop en jam met veel suiker. Want ik wil gewoon die zomer vangen in een potje of fles voor de koude wintermaanden. Dankzij de suiker kan dat.