booschappen doen op de markt

Voor veel mensen is het boodschappen doen een noodzakelijk kwaad. Vlak voor sluitingstijd (of op zondag, handig als de winkels dan ook open zijn) sjezen ze de supermarkt binnen.

Lekker gemakkelijk, alles binnen handbereik. De voorgesneden lapjes onherkenbaar vlees. Het fabrieksbrood. De ingevlogen aardbeien. En de kaas in plastic. Je hebt niets geroken, niets geproefd. Maar je kar is wél vol.

Het gaat dan wel enorm snel in de supermarkt, maar daar betaal je dus een flinke prijs voor: de prijs van de ver te zoeken smaak. Als je thuiskomt en alles in de koelkast hebt gestopt, heb je dan echt zin om te eten? Mwah.

Maar de helft van de Nederlanders gaat elke week een keer naar de markt. Ze kijken naar de groentekraam: wat ziet er lekker uit? Wat is er in de aanbieding, wat is er in het seizoen? Ik neem ook die goedkope overrijpe aubergines mee, dan maak ik vanavond moussaka.

Even een plakje kaas proeven bij de kaasboer. Nee, toch liever een wat pittiger boerenkaas, meneer de kaasboer. En een stuk boter graag.

Een bezoek aan de visman, laat de haring ter plekke maar schoonmaken. En neem meteen een grote zak noten mee van de notenkraam. Nog warm!   

Als je terugkomt van de markt, heb je jezelf vermaakt. Met kijken en proeven en met plannen maken voor het eten. Je hebt zin in eten. Je zintuigen zijn geprikkeld, zonder al dat plastic ertussen.

Ik doe het ook veel te weinig, naar de markt gaan. Ik ga naar de supermarkt, terwijl ik dat niet leuk vind. Ik lijk wel gek! Hup, naar de markt. En die supermarkt? Die mag wel eens zijn best gaan doen om het allemaal wat leuker te maken. Prikkel de zintuigen, dan wordt boodschappen doen pas echt fijn.

 

Karine