Ben ik tegen vlees eten? Nee. Ik vind vlees gezond en lekker. Wel ben ik tegen bio-industrie, tegen zinloos geweld tegen en gesleep van dieren. Ik probeer een brave carnivoor te zijn: koop vlees en zuivel zoveel mogelijk biologisch, eet geen kweekvis en nooit scharreleieren. En eet regelmatig vegetarisch.
Maar wild dan? Het is natuurlijk het ultieme scharrelvlees en nog extra gezond ook door de vetzuursamenstelling. Lekker kan het ook zijn, al hoeft een heel uitgesproken wilde smaak voor mij niet zo.
Goed, wild kan dus wel. Maar jagers dan? Tja, dat ligt gevoeliger. In mij huist het vooroordeel van groen geklede, stinkend rijke, bloeddorstige en brallerige types die niets liever doen dan knallen. De koning van Spanje die een olifant schiet. Of jagers die stiekem fazanten uitzetten, of hazen opdrijven in het veld.
Vooroordelen moet je bestrijden, dus ga ik op een juniavond mee met een groep van 121 jagers, die op de Veluwe het aantal wilde zwijnen gaan tellen. Ruim 3 uur lang zitten deze groengeklede mannen (en slechts 5 vrouwen) stilletjes in een hoogzit om het voorbijgaand wild te tellen. De telling bepaalt hoeveel wild er volgend jaar mag worden geschoten.
Als journalist krijg ik een voorkeursbehandeling: niet stil zitten in de kou, maar meerijden in de auto van de jachtopziener, die en passant ook nog een groep edelherten en een nest van een zwarte specht aanwijst. En dan de zwijnen. Op de wei, ingezaaid met granen, komen ze 's avonds eten. Ik zie verschillende 'rottes', groepen van zeugen, biggetjes en overlopers (jongen van 1 jaar oud die nog met de moeder meelopen). De mannen, keilers, lopen apart van de vrouwen: zij leiden een solitair leven. De jachtopziener is een man van het veld, hij kent de plekken waar de beesten komen op zijn duimpje. We tellen 85 zwijnen.
Zoveel zwijnen op een bescheiden landgoed in de Veluwe: volgens de jachtopziener zijn dat er veel. Te veel. Ongeveer een kwart van de groep zal later in het jachtseizoen worden afgeschoten. Met beleid: alleen de brave biggen, de zwakke zeugen of krasse keilers. En zonder dierenleed, zo verzekert de jachtopziener.
Mijn reebruine ogen kijken 'mijn' jager aan. Ik geloof hem. Zo'n big in gestreepte pyjama, die nu rondscharrelt op de Veluwe, die heeft een mooier leven dan een plofkip ooit zal hebben. Maar toch. Ik hoef er niet bij te zijn als straks het schot klinkt. Net zoals ik er niet bij wil zijn als mijn biologische kip de nekslag krijgt. Ik ben, net zoals jullie waarschijnlijk, een laffe carnivoor.