Ga buitenspelen

De zon schijnt en de temperatuur is heerlijk. Je zit in de auto  of beter nog op de fiets en beweegt je langzaam door het stadse landschap. Je kijkt eens links, je kijkt eens rechts. Je ziet keurige straten, opgeruimde trottoirs, goed onderhouden groenstroken, kleurrijke speeltuintjes en hier en daar een schattig pleintje met bankjes. Een stukje verder begeef je je op een woonerf, je past je snelheid aan want dat hoort. Maar wacht eens even, waarom eigenlijk? Omdat je op een woonerf bedacht moet zijn op rennende kinderen, in de steek gelaten fietsjes die in de weg liggen en ballen die plotseling voor je langsrollen. Heb jij dat de laatste tijd nog wel eens gezien? Het is vakantie! Waar zijn al die kinderen, waarom zijn die verantwoorde speeltuintjes leeg, waarom struikel je niet over fietsjes op een woonerf, waarom zijn pleintjes verlaten? Op een tochtje door woonwijken – in de stad, maar ook in het dorp - wordt het pijnlijk duidelijk dat er niet meer buiten wordt gespeeld.

De kids van tegenwoordig zitten op de bank te gamen, of op de achterbank van de auto om naar een zo broodnodige sport gebracht te worden. Of ze rennen zich rot in een indoor speelparadijs waarvoor je als ouder een kostbare vrije middag moet opofferen (gelukkig hebben de meeste wifi!).

Vinden kinderen gewoon buitenspelen niet leuk? Geloof ik niks van. Kinderen hebben een aangeboren drang om te bewegen en om zelf grenzen te ontdekken. Het ligt niet aan die kinderen dat ze niet buitenspelen. Het zijn de ouders. Ze zijn bang. Bang dat hun schatjes zich pijn doen, of dat er een of andere engerd zich met hen gaat bemoeien. Het is toch te gek voor woorden dat we zoiets als een nationale buitenspeeldag nodig hebben om buitenspelen weer onder de aandacht te brengen. Het beste antwoord op “mam wat kan ik doen?” als de verveling (in de laatste dagen van de vakantie) weer toeslaat: ga buitenspelen!